Ejercicio 1: Superlativos con adjetivos cortos
1. Dit is het *grootst* huis in de straat. (La palabra para «más grande» termina en «-st» porque «groot» es un adjetivo corto).
2. Mijn zus is de *slimst* van de klas. (La forma superlativa de «slim» para indicar «la más lista»).
3. Dit is de *snelst* auto die ik ooit heb gezien. (Superlativo de «snel» para «la más rápida»).
4. Hij is de *oudst* speler in het team. (Superlativo de «oud» para «el más viejo»).
5. Dit boek is het *interessantst* van allemaal. (Superlativo de «interessant» para «el más interesante»).
6. De *kleinst* kamer is mijn slaapkamer. (Superlativo de «klein» para «la más pequeña»).
7. Zij draagt de *mooiest* jurk op het feest. (Superlativo de «mooi» para «el más bonito»).
8. Dit is het *warmst* water dat ik ooit heb gevoeld. (Superlativo de «warm» para «el más caliente»).
9. Hij rijdt de *duurst* auto van allemaal. (Superlativo de «duur» para «el más caro»).
10. Dit is de *hoogst* berg in de regio. (Superlativo de «hoog» para «la más alta»).
2. Mijn zus is de *slimst* van de klas. (La forma superlativa de «slim» para indicar «la más lista»).
3. Dit is de *snelst* auto die ik ooit heb gezien. (Superlativo de «snel» para «la más rápida»).
4. Hij is de *oudst* speler in het team. (Superlativo de «oud» para «el más viejo»).
5. Dit boek is het *interessantst* van allemaal. (Superlativo de «interessant» para «el más interesante»).
6. De *kleinst* kamer is mijn slaapkamer. (Superlativo de «klein» para «la más pequeña»).
7. Zij draagt de *mooiest* jurk op het feest. (Superlativo de «mooi» para «el más bonito»).
8. Dit is het *warmst* water dat ik ooit heb gevoeld. (Superlativo de «warm» para «el más caliente»).
9. Hij rijdt de *duurst* auto van allemaal. (Superlativo de «duur» para «el más caro»).
10. Dit is de *hoogst* berg in de regio. (Superlativo de «hoog» para «la más alta»).
Ejercicio 2: Superlativos con «meest» para adjetivos largos
1. Dit is de *meest interessante* film die ik heb gezien. (Usamos «meest» con adjetivos largos para «la más interesante»).
2. Zij is de *meest getalenteerde* muzikant in de band. (Superlativo con «meest» para «la más talentosa»).
3. Dit is het *meest comfortabele* bed in het hotel. (Superlativo con «meest» para «la más cómoda»).
4. Hij is de *meest ervaren* leraar van de school. (Superlativo con «meest» para «el más experimentado»).
5. Dit is de *meest dure* jas die ik ooit heb gekocht. (Superlativo con «meest» para «la más cara»).
6. Dat was de *meest spannende* wedstrijd van het seizoen. (Superlativo con «meest» para «el más emocionante»).
7. Zij is de *meest sympathieke* collega die ik ken. (Superlativo con «meest» para «la más simpática»).
8. Dit is het *meest indrukwekkende* gebouw in de stad. (Superlativo con «meest» para «el más impresionante»).
9. Hij gaf de *meest overtuigende* presentatie van allemaal. (Superlativo con «meest» para «la más convincente»).
10. Dit is de *meest bekende* schilderij van de kunstenaar. (Superlativo con «meest» para «la más conocida»).
2. Zij is de *meest getalenteerde* muzikant in de band. (Superlativo con «meest» para «la más talentosa»).
3. Dit is het *meest comfortabele* bed in het hotel. (Superlativo con «meest» para «la más cómoda»).
4. Hij is de *meest ervaren* leraar van de school. (Superlativo con «meest» para «el más experimentado»).
5. Dit is de *meest dure* jas die ik ooit heb gekocht. (Superlativo con «meest» para «la más cara»).
6. Dat was de *meest spannende* wedstrijd van het seizoen. (Superlativo con «meest» para «el más emocionante»).
7. Zij is de *meest sympathieke* collega die ik ken. (Superlativo con «meest» para «la más simpática»).
8. Dit is het *meest indrukwekkende* gebouw in de stad. (Superlativo con «meest» para «el más impresionante»).
9. Hij gaf de *meest overtuigende* presentatie van allemaal. (Superlativo con «meest» para «la más convincente»).
10. Dit is de *meest bekende* schilderij van de kunstenaar. (Superlativo con «meest» para «la más conocida»).
Descargar la aplicación talkpal 
