Ejercicio 1: Perífrasis de obligación y necesidad
2. Jij *hoeft* vandaag niet te werken (indica ausencia de obligación).
3. Wij *zullen* de opdracht op tijd afmaken (indica futuro o intención).
4. Hij *wil* graag naar het feest gaan (indica deseo o intención).
5. Jullie *moeten* het huis schoonmaken (indica obligación).
6. Zij *hoeft* niet te komen als ze ziek is (indica permiso o ausencia de necesidad).
7. Ik *wil* mijn Nederlands verbeteren (indica intención).
8. Jij *moet* meer water drinken (indica consejo u obligación).
9. Wij *zullen* proberen op tijd te zijn (indica intención o plan futuro).
10. Hij *wil* niet mee naar de bioscoop (indica negativa de intención).
Ejercicio 2: Perífrasis de acción en desarrollo y probabilidad
2. Zij *is* de afwas aan het doen (acción que está sucediendo ahora).
3. Wij *zijn* bezig met het schrijven van een brief (acción en desarrollo).
4. Hij *lijkt* moe te zijn vandaag (indica probabilidad).
5. Jij *blijft* maar praten zonder te stoppen (acción continua).
6. Zij *is* aan het wachten op de bus (acción en progreso).
7. Ik *ben* bezig met het leren van de grammatica (acción en desarrollo).
8. Jullie *lijkt* dat het gaat regenen (indica probabilidad).
9. Wij *blijven* hopen op goed nieuws (indica continuidad o persistencia).
10. Hij *is* aan het koken voor het avondeten (acción en progreso).