Als Unternehmer in einer globalisierten Welt ist es essentiell, sich in der Geschäftssprache internationaler Partner ausdrücken zu können. In diesem Artikel fokussieren wir uns auf niederländische Begriffe, die für deutschsprachige Geschäftsleute von Bedeutung sind, und definieren wichtige Termini, die in der Geschäftswelt der Niederlande oft verwendet werden.

Zakenpartner
Ein Geschäftspartner oder eine Geschäftspartnerin.
Ik heb volgende week een afspraak met een potentiële zakenpartner.

Onderneming
Ein Unternehmen oder eine Firma.
Zijn onderneming heeft vorig jaar een hoge omzet behaald.

Overeenkomst
Ein Vertrag oder eine Vereinbarung.
We hebben een overeenkomst getekend met onze nieuwe leveranciers.

Bedrijfscultuur
Die Unternehmenskultur oder die Art und Weise, wie in einem Unternehmen gearbeitet und interagiert wird.
De bedrijfscultuur hier is zeer ontspannen en innovatief.

Netwerken
Das Networking oder das Knüpfen von beruflichen Kontakten.
Het is belangrijk om te netwerken tijdens zakelijke evenementen.

Vergadering
Eine Besprechung oder ein Meeting.
De volgende vergadering is gepland voor maandagochtend.

Onderhandelen
Verhandeln im geschäftlichen Kontext.
We zijn momenteel aan het onderhandelen over de prijzen.

Marktaandeel
Der Marktanteil, den ein Unternehmen in einem spezifischen Markt innehat.
Ons doel is om ons marktaandeel tegen het einde van het jaar te vergroten.

Jaarverslag
Der Geschäftsbericht, in dem ein Unternehmen regelmäßig über das abgelaufene Geschäftsjahr berichtet.
Het jaarverslag toont een toename in omzet van 5%.

Concurrentie
Die Konkurrenz oder Wettbewerb zwischen Unternehmen.
Er is veel concurrentie op de markt, dus moeten we innovatief blijven.

Beleggen
Investieren im Sinne von Geldanlagen in Wertpapiere oder andere Vermögenswerte.
We hebben besloten om te beleggen in technologiestart-ups.

Winstgevendheid
Die Rentabilität oder Profitabilität eines Unternehmens.
Onze winstgevendheid is dit jaar aanzienlijk verbeterd.

Aandeelhouder
Ein Aktionär oder Anteilseigner.
De aandeelhouders zijn tevreden met de kwartaalcijfers.

Omzet
Der Umsatz oder die Gesamteinnahmen, die durch den Verkauf von Waren und Dienstleistungen erzielt werden.
Wij hebben een recordomzet bereikt dit kwartaal.

Btw
Die Mehrwertsteuer, Steuer auf den Verkauf von Waren und Dienstleistungen.
In de prijs is de btw al inbegrepen.

Diese grundlegenden Begriffe und ihre Anwendung in einem Satz können als Ausgangspunkt dienen, um sich in der Welt des niederländischen Geschäftslebens besser zurechtzufinden und erfolgreiche geschäftliche Beziehungen zu niederländischen Firmen aufzubauen.